top of page

Geschiedenis van het college:

Ontstaan van het college

In de loop van 1955 werd beslist een nieuw aartsbisschoppelijk college in Sint-Pieters-Woluwe op te richten. Door de schoolstrijd streefden het vrij en het officieel onderwijs naar expansie. In Brussel-Oost was sinds de Eerste Wereldoorlog de bevolking sterk toegenomen zodat er voldoende recruteringsmogelijkheden waren. Bovendien werd in die periode in Sint-Pieters-Woluwe een atheneum geopend. Daarom besliste het bisdom om als tegenhanger een college op te richten, ook omdat bij de Vlamingen de vraag naar Nederlandstalig katholiek onderwijs groot was.

De Franstaligen en de plaatselijke clerus vonden echter dat zo'n college tweetalig moest zijn. Met dit doel voor ogen heeft G. Jadoul, pastoor van de Sint-Pietersparochie, zich volledig ingezet voor de stichting van het Sint-Jozefscollege - Collège Saint-Joseph. Deze priester was zowel de geestelijke vader als de grondlegger van het college. Rondom hem organiseerde hij een groep medewerkers, "De vrienden van het Sint-Jozefscollege", die streefden naar de oprichting van het college. Ook te Mechelen moest de zaak bepleit worden. Een analyse over de werkelijke behoefte aan onderwijs in de streek en het verlangen en werk van de "Vrienden van het Sint-Jozefscollege" overtuigden Mgr. Everaert. Het licht werd op groen gezet en het college kon opgericht worden.

Op 14 juli 1956 kreeg H. DAS de verantwoordelijkheid voor de feitelijke stichting en organisatie van het college.

De eerste jaren

Het Sint-Jozefscollege - Collège Saint-Joseph, genoemd naar de patroon Sint-Jozef, opende de schooldeuren op 3 september 1956. De 22 leerlingen, allen van de zesde Latijnse, kregen les in de Concorde, een parochiecentrum met twee klaslokalen. De priester-leraars logeerden op de pastorij. Het eerste schooljaar werd afgesloten met een grootse prijsuitreiking.

In de loop van 1957 werd verder gewerkt aan de uitbreiding van het college. Directeur H. Das en priester G. Jadoul drongen aan op een snelle uitbreiding met naast de secundaire opleiding ook een voorbereidende afdeling. Voorspellingen raamden het aantal leerlingen op 200. Door de inzet van de "Vrienden van het college" telde het college in september 1957 424 leerlingen.

Het werd een overrompeling en in alle haast werd schoolmateriaal aangesleept. Nieuwe leraars werden gezocht. De Concorde werd veel te klein. Gelukkig konden in het Parmentierpark nieuwe gebouwen opgericht worden.

De groei was niet te stuiten en in september 1958 werden 783 leerlingen ingeschreven. In de daarop volgende jaren werd gewerkt aan de oprichting van nieuwe afdelingen zodat uiteindelijk de zes traditionele richtingen op het Sint-Jozefscollege aanwezig waren. 
In juni 1966 eindigde het tiende schooljaar van het college. Het elfde werd dan ook een jubeljaar met een voordrachts- en welsprekendheidstornooi, een eucharistieviering en een academische feestzitting. De lustrumviering werd afgesloten met de opvoering van King Lear van Shakespeare.

Naar autonomie

In de jaren zestig begon Vlaanderen zich af te zetten tegen de verfransing die uitging van de hoofdstad. Ook in het middelbaar onderwijs wilden de Vlamingen meester in eigen huis worden. De totale structuur van het katholiek onderwijs in Brussel was echter Franstalig of tweetalig met een sterk Franstalig overwicht.

Om autonome Nederlandstalige scholen te krijgen, begon men van Vlaamse zijde praktische eisen te stellen. Eerst en vooral moest er door het bisdom een Nederlandstalige directie benoemd worden om klaarheid te brengen in de dubbelzinnige toestand van de tweetalige colleges. Vervolgens moest een eigen oudervereniging en beschermcomité opgericht worden en vervolgens een eigen budget en daarbij horend beheer.

Hoewel aanvankelijk voor de weg van de geleidelijkheid gekozen werd, kwam men snel in een stroomversnelling terecht. De Nederlandstalige afdeling wenste mettertijd immers meer autonomie, wat op afkeer botste bij de Franstaligen. De taalincidentenen en spanningen aan de universiteit van Leuven hadden daar ook hun invloed op. Zekere spannigen kwamen dan ook tot uiting tijdens de voorbereidingen van het tweede lustrum in 1967 en het Lentefeest in datzelfde jaar.

Voor de geestelijke overheid in Mechelen werd het duidelijk dat het unitaire college moeilijk kon blijven bestaan. In mei 1967 werd dan ook beslist dat het Vlaams college een eigen directeur zou krijgen. Aan totale autonomie werd nog niet gedacht en de beide colleges moesten blijven samenwerken. Nog heel wat problemen bleven echter onopgelost.

De strijd gewonnen

Tijdens de maand november in 1967 werd vernomen dat er plannen gemaakt werden om het Sint-Jozefscollege te verhuizen naar Oudergem en het misschien te laten opslorpen door het bestaand Champagnat-Instituut daar. Op die manier zou het Nederlandstalig college verdwijnen en zou het Collège Saint-Joseph volledig over terrein en infrastructuur kunnen beschikken.

Toenmalig directeur F. Van Uffelen stelde een nota op met bedenkingen en voorstellen. De ouders gingen over tot het oprichten van het Actiecomité voor de uitbouw en het behoud van het Sint-Jozefscollege. Mgr. Goossens weigerde echter een dialoog met het actiecomité. Het comité zocht daarop zijn toevlucht in de pers. De heftige artikels droegen zeker bij tot het behoud van het college. Het aartsbisdom kwam immers tot het besluit dat rekening gehouden moest worden met de wensen van de ouders.

Op 16 december 1967 werd dan ook beslist dat het Sint-Jozefscollge in Sint-Pieters-Woluwe kon blijven , dat het college volledige autonomie zou krijgen en dat voor de uitbreiding van de school gebouwd mocht worden.

In de maand januari begonnen de gesprekken over de verdeling van het patrimonium. Aanvankelijk werd nog gedacht een gedeelte gemeenschappelijk te houden. Dit bleek niet haalbaar en het uitgangspunt werd dan ook dat alles verdeeld moest worden. De verdeling verliep zeer moeizaam. Met de uiteindelijke beslissing, op 13 april 1968, was niet iedereen gelukkig met wat aan het Sint-Jozefscollege toegewezen was.

Toch begonnen directie, leraars en ouders vol enthousiasme aan de uitbouw van het autonome college. Om de eerste financiële nood te lenigen werd een steunfonds opgericht.

Bouwen

Toen directeur H. Das van Mechelen de opdracht had gekregen in te staan voor de bouw van een nieuw college, had pastoor G. Jadoul al uitgekeken naar een eventuele bouwplaats. Die werd gevonden in een moerassig terrein langs de toekomstige Woluwelaan. Een vrij ruim terrein kon gekocht worden en de architecten togen aan het werk. De uitvoering van de werken verliep vlot. In 1958 werden 18 lokalen opgetrokken en nog eens 12 in 1959.

De gebouwen werden ingewijd op zaterdag 23 mei 1959.

Mettertijd kwamen er nog laboratoria, nieuwe klaslokalen en een turnzaal bij.

Na het verwerven van de autonomie waren verbouwingen en nieuwbouw noodzakelijk voor de uitbreiding van het Sint-Jozefscollege. Er moesten nieuwe lokalen en een leraarskamer komen. Ook voor de lagere school (de voorbereidende vanaf het schooljaar 1957/1958) was een nieuwbouw, een overdekte speelplaats en een secretariaat nodig.

Uiteindelijk werden de nieuwe gebouwen, hoewel al enkele maanden in gebruik, op 1 mei 1970 feestelijk ingehuldigd.

Inhoudelijke vernieuwing

Hiermee was echter geen einde gekomen aan de bouwwerken. Het college zorgde immers ook nog voor speciaal uitgeruste lokalen voor de vakken chemie, aardrijkskunde en informatica. Ook vandaag nog wordt het gebouwencomplex regelmatig vernieuwd en verfraaid. Zo werd ook voor de humaniora een deel van de speelplaats overdekt, werden de toiletten grondig vernieuwd en binnenkort worden alle ramen vernieuwd en voorzien van isolerende beglazing.

Intussen is de laatste jaren, vooral onder impuls van E.H. Jos Verelst, een ander soort "vernieuwing" op de voorgrond getreden. Ons college wil nog net zoals vroeger "christelijk, degelijk en dynamisch" zijn, maar op een moderne manier. Zo werden er sinds het begin van het schooljaar 2000-2001 voor alle vakken vaklokalen ingericht met de allermodernste didactische uitrusting: tv, video, retro-projectoren, cd-spelers, computers, beamers en alles wat leraars vandaag nodig hebben om hun vak op een boeiende manier aan te brengen bij onze meisjes en jongens.

bottom of page